De redactie kreeg een bijzonder epistel opgestuurd van Karin Holthuis. De Goorse woont al jaren in het Haagse waar werkt voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Zij is de dochter van het echtpaar Holthuis dat jarenlang een textielwinkel in de Hengevelderstraat. Haar vader was daarnaast ook bekend als ‘Buut’nreedner’ tijdens de Gala-avonden van de toenmalige Carnavalsvereniging De Deurdouwers. Karin Holthuis dook voor het personeelsblad van haar ministerie in de geschiedenis van haar familie en de Goorse textielindustrie en schreef daarover een interessant artikel dat ze ook graag wil delen met de volgers van ‘Oald Goor’ op deze site. Het artikel is hieronder de lezen.
Mijn familie en de Twentse textiel
Een bijzondere familiegeschiedenis. Onder die titel verschijnen deze zomer een aantal artikelen van collega’s die hun bijzondere familiegeschiedenis willen delen. Omdat ze mooi zijn, aangrijpend of iets over hen als persoon zeggen. Want je weet pas waar je naartoe gaat als je beseft waar je vandaan komt. In aflevering 3 vertelt Karin Holthuis (Rijkswaterstaat) over haar familie en de Twentse textielindustrie.
Buurtschap Holthaus
Goor in Twente, bij ons ministerie bekend van afrit 28 van de A1, van het Twentekanaal waarvoor Rijkswaterstaat ook een kantoor in Goor heeft, en van station Goor aan de spoorlijn Zutphen-Oldenzaal. Het stadje Goor is in de geschiedenisboekjes bekend als de plaats waar ooit de eerste Nederlandse textielfabriek stond: de weefschool van de Engelsman Thomas Ainsworth, gesticht in 1833. De textielindustrie breidde zich daarna in rap tempo uit over heel Twente en later ook in Brabant, en was de aanjager van de industriële revolutie in ons land.
Thomas Ainsworth, textielpionier
Hij stierf op 13 februari 1841. Je kunt zijn graf nog bekijken op de begraafplaats aan de Laarstraat in Goor. Op het grafmonument staat: “Aan een nuttig man Thomas Ainsworth. Het dankbare Overijssel”. Het mooie graf herinnert aan de belangrijke rol die Thomas Ainsworth speelde in de Twentse textielindustrie.
Hermann Heinrich Holthaus
Die textielindustrie was er ook de oorzaak van dat mijn voorouders zich in Goor vestigden. Het trok als een magneet handelaren, industriëlen en arbeiders. Zo ook mijn betovergrootvader Hermann Heinrich Holthaus. Hij kwam van een boerderij in Duitsland, uit de buurtschap Holthaus (gemeente Lindern), bij Oldenburg in Niedersachsen. Dit verklaart ook mijn achternaam: Holthaus komt van ‘Holtinghaus’, de grootste boerderij waar een buurtschap in de middeleeuwen zijn ‘holting’ hield, zeg maar een deelgemeenteraadsvergadering.
Pionier
Mijn betovergrootvader trouwde 30 januari 1845 met Maria Adelheid Frenke en begon op dat moment een textielhandel in Goor. Hij moet bijzondere onderhandelingsvaardigheden hebben gehad, want hem viel het pand ten deel vlak naast de eerste Nederlandse textielfabriek van Thomas Ainsworth. De handelswaar van de buurman kunnen betrekken, beter kan het niet voor een ondernemer: hij was een pionier op het gebied van lean & mean.
‘Kiepenkerl’
Hermann Heinrich Holthaus (de achternaam is later vernederlandst tot Holthuis) was een ‘Kiepenkerl’, zoals de Noord-Duitse marskramers destijds genoemd werden. De winkel was eigenlijk alleen een magazijn. Hermann Heinrich trok er lopend op uit, met een grote mand (een ‘kiep’) op zijn rug met prachtige stoffen van linnen, katoen, wol en laken. Hij bezocht met zijn handel notabelen en boeren, de arbeiders droegen destijds alleen vodden.
Diamanten huwelijk
Hermann Heinrich en zijn echtgenote kregen 10 kinderen en bereikten een respectabele leeftijd. Er is in onze familie een krant bewaard, het ‘Geïllustreerd zondagsblad voor katholieken’ van 19 maart 1905, met een uitgebreid artikel over hem vanwege hun 60-jarig ‘diamanten’ huwelijk.
De originele lange Duitsche pijp
‘Hermann Heinrich Holthaus is altijd een sterk man en een geducht looper geweest. Menigmaal maakte hij een voetreis van Goor naar Münster om daar waren in te slaan, en verscheiden malen ook liep hij tweemaal in één week naar Zwolle, wat heen en weer een afstand van 20 uren is. Op zulke reizen gebruikt hij nooit iets onderweg. Trouwens voortdurend beoefent hij groote matigheid in spijs en drank. Meestal eet hij slechts eens per dag, en op een bepaald uur rookt hij maar één pijp tabak uit zijn geliefkoosde lange Duitsche pijp. Kortom, de heer Holthaus mag als belichaming gelden van soberheid, orde en regelmaat.
Bakfiets
Niet alleen deze betovergrootvader bereikte een hoge leeftijd, dat gold ook voor de door hem gestichte textielzaak. Deze is door vier achtereenvolgende generaties bestierd. En altijd op diezelfde plek, pal naast het perceel waar de eerste Nederlandse textielfabriek was begonnen. Mijn betovergrootvader bedreef zijn handel lopend, met een kiep met textielwaar op zijn rug. Dat gold ook nog voor mijn overgrootvader, maar toen al was de fiets in opkomst. Toen mijn grootvader de textielhandel in 1928 overnam vervoerde hij zijn waar op een bakfiets. En mijn vader, de laatste generatie die de zaak dreef sinds 1957, tja…die beschikte gewoon over een auto.
Bedrijfsbeëindiging
Dat was niet de enige verandering. De zaak is menigmaal verbouwd en uitgebreid. En veranderde eerste helft twintigste eeuw in een echte winkel met een toonbank, een kassa en een paskamer. Onze textielzaak is officieel beëindigd 30 januari 1998, precies 153 jaar na de oprichting. Opnieuw haalden we de kranten, want een bedrijfsbeëindiging na 153 jaar is nieuws. De reden? Geen opvolger. En ik dan? Ja, ik had gemogen, maar verkoos mijn werk bij Rijkswaterstaat.
‘Stoomblekerij’
En de textielindustrie in Goor? Die was hetzelfde lot beschoren als onze textielzaak en verdween in de jaren negentig. Nadat Thomas Ainsworth zijn weefschool in 1833 was gestart, maakte deze in 1838 al een doorstart als industrie op stoomkracht gedreven. De grote textielfabriek in Goor bleef anderhalve eeuw bekend als de ‘stoomblekerij’, al was er natuurlijk al lang gewoon elektriciteit. Overigens stond die fabriek al heel lang niet meer op het perceel naast onze textielzaak. In 1983 was er in Goor nog wel een grootse viering van 150 jaar plaatselijke textielindustrie, waar de gemeente zelfs de nazaten van Thomas Ainsworth voor liet overkomen uit Engeland.
Made in China
En ook wij, hardcore nazaten van de Twentse textiel, komen er tegenwoordig niet onderuit: onze kledingkast vol kleding met het label ‘made in China’. Een ultieme nederlaag.
Karin Holthuis