Sterallures

welbeschouwd1

Het stond bij de opmerkelijke berichten in de Telegraaf en op Teletekst: Belgisch echtpaar rijdt in 12 jaar 767.350 kilometer met Volvo. Dan mag mijn prestatie er ook zijn, realiseerde ik me ineens. 527.450 kilometer in elf jaar tijd.

Het leverde onlangs een koddig tafereel op. Iemand maakte me er in de kroeg op attent dat Mercedes speciale speldjes heeft voor chauffeurs die 500-duizend kilometer op de teller hebben. Ik ben eerste eigenaar en heb de auto al die elf jaar netjes bij de dealer in onderhoud. Dus tussen neus en lippen door maar even een opmerking gemaakt. En ja, hoor: bij de volgende beurt kreeg ik een mooie onderscheiding en een goudkleurig speldje.
Eens in de zoveel tijd belt een verkoper van de garage. “Denkt U al aan wat anders?” Mijn wedervraag is steevast: “Wat mankeert er aan deze dan ?”. Zolang het even stil blijft, weet ik voldoende.
Het enige probleem dat de bolide had, was roest. Met wat geregel en geritsel heeft-ie een gedeeltelijk nieuw jasje gekregen. Kan-ie er weer een paar jaar tegen. (Zul je zien, foeker ik ’m morgen in elkaar).  
Motorisch mankeert er nog niets aan. Dat bleek die koude winteravond. In de sneeuw en met zoonlief op weg naar Heracles. Klein beetje haast en zo stond ik ineens met de benzineslang in de hand, terwijl het diesel had moeten zijn. Gelukkig kwam ik er nog tijdens het tanken achter en dus was het een kwestie van leegpompen. De dienstdoende ANWB-monteur vroeg zich verbaasd af hoeveel kilometer er op de teller stond. “Kijk zelf maar”, antwoordde ik. Stomverbaasd en oprecht klonk het: “Ik heb al heel wat auto’s gezien, maar nog nooit één met zo’n gave motor en met zo’n kilometerstand”.
Met de lege tank was ook de waarde van de auto meteen gehalveerd, zo eerlijk moet ik dan wel weer zijn.
Vorige week zondag wilde mijn trouwe vriend opeens niet starten. Voor het eerst in elf jaar. En de volgende ochtend ook niet. De garage gebeld. Monteur erbij. Sleutel erin. En ja, hoor: lopen als een zonnetje. Monteur gniffelend weer weg. 
Het begin van het einde? Of zou het speldje ‘sterallures’ tot gevolg hebben?

Bert Schabbink