’t is een vreemdeling zeker,…..

Een vriendelijke man met rugzak houdt me staande. Of ik weet waar de joodse begraafplaats is. Hij is lopende en dwalende. Ik weet dat er in de buurt een vervallen kerkhofje is. Ik besluit als gids met hem op te fietsen. Al snel vraag ik me oprecht af wat iemand op zondagmorgen tien uur te zoeken heeft op die plek.

Hij blijkt uit Deventer te komen en inventariseert alle joodse begraafplaatsen in Nederland. Om er vervolgens foto’s van te maken en een stukje te schrijven op Wikipedia, de digitale encyclopedie op internet. “Dit gebeurt bijna altijd”, zegt hij als ik even zoekende ben naar de precieze plek. “Joodse begraafplaatsen liggen altijd achteraf, zijn moeilijk te vinden en vaak vervallen.”

Als we voor de poort staan, blijkt de ingang niet belemmerd. Het roestige hek kan open. “Ook dat is wel eens anders”, vertelt de man. “Reis ik een heel eind, is het kerkhof hermetisch gesloten.”

Ik wens de beste man een plezierige dag en keer huiswaarts. Toch blijft de ontmoeting me bezighouden. Ik ‘google’ maar eens op joodse begraafplaatsen. Al snel kom ik in Goor terecht. Zo leer ik dat het kerkhof al in 1720 in gebruik is genomen. Het is dus al bijna 300 jaar oud! Sinds 1970 staat het op de monumentenlijst. Wat me ook intrigeert: volgens gegevens van het Joods Historisch Museum (www.jhm.nl) zijn er in 1930 precies 47 joden in Goor en omgeving. Dan stopt de telling. Wel wordt vermeld dat er in 1941 een aanval is van NSB’ers op joden waarbij een vrouw wordt vermoord. (Twee ‘googles’ later kom ik erachter dat het gaat om de vrouw van huisarts Kwitser). Het overgrote deel van de joodse gemeenschap in Goor wordt gedeporteerd en keert nooit meer terug. Enkelen slagen erin om onder te duiken bij boeren in de omgeving, zij overleven de oorlog.
Een paar dagen later sta ik opnieuw voor het roestige hek. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt en ik wil met eigen ogen waarnemen hoe de begraafplaats eruit ziet. Een gemaaide baan in het lange gras voert langs de graven. Enkele stenen zijn gebroken. Veel Hebreeuwse teksten. Dan iets dat me verrast: tussen de ongeveer 60 graven ook een vrij nieuwe. Vorig jaar is mevrouw Carolina Hoek-Koopmans hier nog begraven.
 
Dezelfde man die ik ’s morgens naar het kerkhof bracht, kom ik ’s middags trouwens weer tegen als ik naar mijn werk rijd. Hij wandelt in de richting van Enter. Ik draai het autoraam open. “Moet ik U even wegbrengen?” De man schudt het hoofd. “Ik ben op weg naar de Friezenberg in Markelo, daar is ook een joodse begraafplaats”. Ik moet even denken. “Maar dan loopt U kats de verkeerde kant op!”. Het antwoord is ontnuchterend. “Ik loop graag om”. 

Bijzonder die joodse begraafplaatsen, maar je moet er niet te lang rondlopen……

Bert Schabbink