Van de week zat ik met buikpijn voor de televisie. Beelden van wanhopige mensen die zich vastklemden aan een opstijgend militair vliegtuig. Hangend aan een vleugel, wetende dat je dat nooit gaat overleven. En dat allemaal met één doel; dáár wegkomen. Hoe ontzettend bang en wanhopig moet je dan zijn?
Te midden van geweerschoten en ordehandhavers met stokken, worden kinderen doorgegeven van achteren naar voren. Kinderen van soms een paar jaar oud die door wildvreemden in een vliegtuig worden gehesen. Helemaal achter in de rij, tussen de mensenmenigte, kijken wanhopige en bange ouders toe of hun kind het plekje naar veiligheid heeft bereikt. Misschien zien ze hun kind nooit meer terug. Waar gaat dat vliegtuig überhaupt naar toe? Ze weten het niet.
Ze weten eigenlijk helemaal niets. Eén ding weten ze wel; hun kind is op weg naar veiligheid en zal verder leven. En dan klinkt er een oorverdovende knal. Een zelfmoordaanslag maakt abrupt een einde aan vele levens. Levens van onschuldige en bange mensen die in de rij stonden op weg naar veiligheid. Het einde van levens van Amerikaanse mariniers die er alles aan deden om mensen te beschermen en ook bezig waren om zelf weg te komen. Zal het kleine lieve meisje in het vliegtuig plotsklaps wees zijn geworden? Het grietje weet het niet en zal het waarschijnlijk ook nooit te weten komen.
Een dag later komt bij een opvanglocatie de eerste bus aan met mensen uit Kabul. In de bus zit ook het meisje uit het vliegtuig. Ze is bang en alleen, ontheemd voelt ze zich. Ze wordt omringt door mensen die ze niet kent en ze hoort een taal die ze niet verstaat. Ze heeft honger en is moe. Ze stapt uit en wordt opgevangen door een mevrouw van het COA.
De mevrouw bedoelt het allemaal goed, maar het is niet haar mama. Haar mama die achtergebleven is op het vliegveld waar later een grote boem was. De mevrouw pakt een schone pyjama voor het meisje, want in de kleren die ze aan heeft zitten bloedvlekken. Ze krijgt een mooie Sesamstraat pleister op het wondje op haar voorhoofd. Ze wordt geplaatst bij een Afghaans gezin wat al een tijdje langer in de opvang zit. Eindelijk bij mensen die ze kan verstaan en ze krijgt een eerste welgemeende knuffel van de mama van dat gezin. Maar ja, het is niet háár mama. Met de bus kwamen niet alleen ontheemde en onschuldige mensen in ons land, maar er kwam ook ‘oorlog’ mee. Oorlog in kinderen.
En weer kreeg ik buikpijn. Buikpijn bij het lezen van berichten op social media. “Laat ze het uitzoeken, eigen volk eerst en oprotten met dat volk”. Zouden deze toetsenbord-ridders het verhaal van dit meisje kennen?
Het land is niet te redden, maar we kunnen één ding doen om onze gesneuvelde Nederlandse jongens in dat godvergeten land te eren. Ze kwamen daar om ‘goed’ te doen. Laten wij dat alsjeblieft afmaken zodat hun ultieme offer niet voor niets is geweest. We zijn het ze verplicht, we zijn het het meisje verplicht.
Namens Niels,
een fijne dag…